Voorbij het Water, Het Water Voorbij

Voorbij het Water, het Water voorbij.

Het is lunch. Dat is: er staan twee slappe stukjes pizza en foccacia op een plastic bordje. We kijken naar het foeilelijke, luidruchtige pandemonium van de hoofdstraat van Scalea. Het regent pijpenstelen. We zien tot vier keer toe een ambulance zich door de chaos wringen. De app Weer&Radar biedt ons geen hoop: code rood. We kijken elkaar aan: we gaan er doorheen. Nog 30 kilometer.

Gomorra

In Nederland hebben we een keurige strategie voor watermanagement. Vasthouden, bergen en dan afvoeren. In die volgorde. Hier aan de Calabrische kust is het anders: afvoeren voorop. En wel alles en zo snel mogelijk. Als wij opstappen is er iets minder af te voeren. De magie van het opstappen: de regen wordt subiet iets minder. Dat geldt niet voor het verkeer, dat alomtegenwoordig is. Op de app zagen we al een lange rode slang richting Cirella. De kant die wij op moeten. Eén lange file. Jasjes aan en we gaan. Op het strookje asfalt rechts rijden we door de troep en nattigheid. Al snel zien we een aanrijding. Twee auto’s hebben elkaar frontaal geraakt. Een moedeloos kijkende man bij zijn Audi. Even verderop een eveneens total loss Mercedes, met de eigenaar die lijkt op een acteur uit Gomorra. Tussen hen in ligt een los wiel en schroot. Er staan her en der verwarde mensen. Ik zie een vrouw in  bloemetjesjurk met een hand voor haar mond. Twee ernstig kijkende carabinieri, de één maakt notities. Andere automobilisten regelen het verkeer. Wij zigzaggen tussen de chaos door.

Dan begint het echt te regenen. Langzaam wordt de SS18 een waterballet. Het wegdek is gelukkig goed en rijdt soepel. De opdringerige automobilisten minder. Het ergert sommigen dat fietsers harder opschieten dan zij in hun ijzeren kooi. Andere toeristen werpen ons een glimlach toe vanuit het open autoraam. Ik vul in ‘coragiosso!’, want dat motiveert om door te karren in de marge van al die stinkende auto’s, het aanzwellende water en de continue herrie van passerende auto’s, bussen, vrachtwagen en… ambulances. Die  voortdurende herrie vermengt zich tot een ware Stradale zonder stilte.

Ambulance

En – pats! – daar is het tweede ongeluk. Het lijkt erop dat de zware vracht die bovenop een Fiat Panda geïmproviseerd was vastgebonden is gaan schuiven en bovenop een achterop komende auto is beland. Er staan twee Afrikanen bij en een groepje omstanders, met één druk pratende Italiaan. Als dat maar goed gaat, met de immigranten-discussie hier, denk ik, terwijl ik links de auto’s passeer en voor een auto langs schiet om weer de veiliger zijkant te bereiken. Jaap rijdt achter me. Even later wijkt al het verkeer. Weer een ambulance. Dat is nummer acht (Jaap blijkt later hetzelfde aantal geteld te hebben). We zijn – na het ongeluk – gelukkig wel verlost van de kilometerslange file.

Cats and dogs

Nu komt het water. Links van mij zie ikhet tegen de steile, met kleurige huisjes bekleedde helling. Daarboven een donkergrijze wolk. Rechts boven zee is het donkergrijs met aan de onderkant een lichtgrijs regengordijn. We zien de mooie lichtflitsen, horen de donder. Hoor je hem?, vraagt Jaap retorisch. Kan nog wel bij de herrie. Bij Cirella beginnen de druppels nog verder in omvang en aantal toe te nemen. Even later zitten we er middenin. Hondenweer. Een onweersbui stort zich met volle energie over ons uit. Dat is even wennen. Nat, wegdek, moeilijk zichtbaar, plassen, auto’s die regen over ons sproeien. En natuurlijk het sleutelmoment waarop je het water vanaf je kuit in je schoen voelt lopen. Je bent doorweekt, jasje aan of niet. We zijn nu onderdeel van de bui. Dat went. Zolang het wegdek goed is, er geen straffe wind is en de temperatuur aangenaam, heeft het ook wel iets aangenaams. Ook al rij je op de SS18. Ik zie de tweede dode hond, waar we omheen moeten sturen. Daarnet lag er ook al een kat. Raining cats and dogs.

Kreunende bruggen

Dan rijden we pardoes, onvoorbereid, een kleine donkere tunnel in. Ik schrik, mijn verlichting werkt niet. Batterij op. Ik zoek mijn geavanceerde Garmin Radar dat achter mijn zadel zit. Te laat. Het is stikdonker. Ik hoor verkeer achter, zie tegemoetkomend verkeer voor, maar oriënteer mijzelf moeilijk in de plotse dokerte. Kijk naar het einde van de tunnel, Fred. Dat werkt. Even later ben ik veilig. Snel activeer ik mijn radar, die achteropkomend verkeer spot, met een ‘bliep’ mij waarschuwt en een flikkerlicht ontbrandt. Ik verwijt mezelf onachtzaamheid. Jaap is achter mij ook door de tunnel. Nu moeten we een stukje klimmen, terwijl de regen ons schoon spuit. Keiharde regen. Vlak voor Belvedere Maritima rijden we ons vast op een doodlopend stukje provinciale weg. Terug. We klimmen een schitterende klim, die in het onweer een gewone klim wordt. De prachtige dorpjes, de kasteeltjes, de fraaie hellingen links van ons, ik rijd er zonder aandacht voorbij. Even verderop zie ik rechts beneden me ravijnen, overgaand in donkere lavastranden. Lege stranden. We rijden over hoge bruggen die de ravijnen overkluizen. Peilloze diepte. Klotsend water. Bruggen die kreunen, grommen als het verkeer over de drempels rijdt. Alle infrastructuur van Italië is nu suspect.

De laatste kilometers naar onze bestemming Piccolo Mondo rijden we gewoon hard door. Tempo. Beulen. Gaan. Blik op oneindig. We hebben geluk: het wordt langzaamaan droger. We zijn er ineens. Ons hotel ligt aan zee. Precies 100 km gereden. Niet alleen de tijd gaat voorbij. Het heet hier Acquapessa. Zwaar water? De verbaasde hotelgasten van de Kleine Wereld zagen ons binnendruipen, hebben ons aangestaard. Het onweer geeft nog even een nastoot. En terwijl ik dit schrijf in de lobby, klinkt het vertrouwde geluid van een ambulance. Leed gaat voorbij.