Van Steden en de dingen die voorbij komen
“De problemen zijn gewoon te groot geworden”. Joan Clos kijkt het publiek in de zaal aan en spreidt zijn armen. Het is een letterlijk en figuurlijk dramatisch moment op de tweede dag van de Internationale Week van het Royal Institute of British Architects (RIBA). Uit de daaropvolgende reeks van presentaties en debatten blijkt wel hoe waar het is. En dat het onderwerp – de UN Urban Agenda en hoe architectuur kan helpen die te realiseren – verre van opgelost is.
De Catalaan Joan Clos, oud-burgemeester van Barcelona en nu directeur UN Habitat, heeft geen roze bril op. Hij spiegelt het publiek voor dat na UN Habitat 1 (help platteland, voorkom verstedelijking) en UN Habitat 2 (democratie & participatie bij verstedelijking) niks is opgelost en het probleem alleen maar complexer geworden is. En Habitat 3 (verstedelijking is niet duurzaam en gaat veel sneller) zal veel van iedereen vragen. Architecten hebben een duidelijke rol daarbij, maar een andere dan ze denken, vindt Clos. “Gooi geen architect middenin de stad, want het wordt niks”. Nee, de bijdrage wordt pas betekenisvol als architecten samen met anderen eerst een strategie opstellen, die de kern raakt. Geen sociaal verhaal over de ‘needs’, maar een breed verhaal over gewenste resultaten. Die moeten sturen in de chaos en complexiteit. En even later is duidelijk dat ook hij – oud-burgemeester – vindt dat nationale regeringen om de hete brij heen draaien: steden kunnen het niet alleen, de ‘centrale regeringen’ moeten medeverantwoordelijk zijn en zich zo gedragen. En de markt? “The market is not a good planner. They are not in charge of the urban plan.”
Als een drietal intellectuelen onder aanvoering van Richard Sennett daarna de antwoorden moet geven wordt duidelijk dat er behalve cynisme, ook geloof is in de rol van de architect. Sennett introduceert drie werkvelden – porosity, synchronicity en colonisation – als hulptermen voor een aanpak (gepubliceerd met Ricky Burdett e.a.). De architect en oud-burgemeester George Ferguson gelooft als vanouds in de waarde van de architect voor de lange termijn. Als tegenkracht tegen de politici. Het failliet van het politieke denken. En hij gelooft in het terugveroveren van de stad met de blik van het kind. Het zijn antwoorden, maar niet per se op de vraag van de agenda.
Als er maar liefst vijf architecten (twee RIBA Stirling Prize winnaars) het podium bestijgen om het finale oordeel te geven weet je dat de ‘Change in the City’ wel komt, maar de vraag #hoedan? blijft liggen. Een fraai betoog van Franse architecte Odile Decq voor engagement en opleidingen, een oproep van de Engelse architecte Amanda Levete voor minder politiek en meer ondernemerschap en geloof in eigen kracht van communities, alles wordt toch tamelijk ongenuanceerd onderuit gehaald door de ontnuchterende David Chipperfield. Hij gelooft met Clos dat de problemen van de stad te groot zijn geworden, dat architecten zich achter de rooilijnen van hun gebouwen hebben teruggetrokken en op zichzelf niet meer in staat zijn om de stad van de toekomst te vormen. Het publiek voelt de spanning. En men lacht als hij de Brexit als een wanhopige en kansloze poging noemt om aan regulering te ontkomen. Maar wat nu?
Toen de wanhoop bijna overheerste, bracht een prachtige presentatie van Yun Wai Wing de swing en de hoop weer terug. Hij schetste het project ‘architect zonder klant’ en de Home Farm voor Oude Mensen en de Dingen die Groeien. Over verticale productietuinen en een waardige oude dag. Als ons dat gegund is… hoorde je de helft van het publiek denken
De UN Agenda is abstract en goedbedoeld. Die Home Farm is lekker concreet en werkt. Maar de stad is er nog niet mee gered.
Labels:Architectuur, Duurzaamheid, Stad