Pastorale

Onbehagen. Een mooi woord, met minder fraaie lading. Het is het thema van onze tafelgesprekken tijdens F4F, door Peter voorgesteld en door de groep schoorvoetend geaccepteerd. Het voelt nog wat onbehaaglijk en tegelijk vertrouwd. Dagelijkse kost, maar niet als je over het onbehagen in jezelf moet praten.
De achtergrond is het prachtige boekje ‘Onbehagen, nieuw licht op de beschaafde mens’ van Bas Heijne. Dat staat op onze verplichte leeslijst dit jaar.
Heijne praat vooral over wat buiten hem ligt.
Wij mogen dat niet, van onze Peter, die dat met milde nadrukkelijkheid nog wel een paar keer wil herhalen. Jaja, we zijn niet van de straat.

Mijn onbehagen vandaag richtte zich vooral op iets buiten mij (maar daardoor ook in mij?). Die betrof de Ligurische kust.
Even los van de archetypische betovering van bijna alles wat Italiaans is of lijkt, het gaat mij om de lelijkheid. Of beter gezegd: de aantasting van de schoonheid. Italianen worden wel geprezen als uitvinders van de schoonheid. Romeinen, Dante, Caravaggio, Michelangelo, Verdi, Rossini, Armani; enfin, u kent ze wel. En, zoals een andere (Franse) beroemdheid zei ‘Schoonheid is de belofte van Geluk’ (Stendhal). En daar wringt de schoen. Wat ik hier aan lelijkheid en verval zag opgestapeld – toegegeven, verval is soms schoonheid – het gaat alle perken te buiten. De verschrikkelijke flats die – meestal langs sporen – pijn aan de ogen doen. De ogen voor deze bruttezza die bij mij – onverbeterlijke romaticus – werden geopend toen ik gisteren zelf de Poggio opfietste. De beslissende berg van de Primavera (Milaan San Remo) was geen fraaie berg met dito vergezichten. Het was een vuilnisbelt van oud roest, van kassen waar palmen, agave’s en onkruid doorheen groeiden, van vervallen en half ingestorte boerderijen. En on top of that; tijdens de beklimming bleek de noordelijk gelegen vallei geen paradiso in paissago – of zoiets – maar een heus Stalingrad van troep, puin, afval, vervallen fabrieken, afgravingen en wat dies meer zij. Het schuurde in mijn hoofd. En toen moesten we vandaag nog van Imperia de kust af naar Savona, voordat we het Ligurische binnenland in konden vluchten. We werden ’s morgens vroeg, fris en vol luim, vanaf de hoger gelegen weg nog bekoord door Diano Marina – leest Jaap zijn blog – maar Laigueglia (ai!) en Pietra Ligure (aiaia), of Vado Ligure (aiaiai); prachtige namen van oorden vol toeristisch verval. We komen voor de schoonheid, het klimaat en la dolce vita, maar vinden lelijkheid, stank en hitte. En veel bitterheid, zowel in de teleurgestelde toeristengezichten als in de verweerde gezichten van de locals die hun dromen zagen vervliegen en zich nu wentelen in – jawel! – onbehagen over politiek, economie en voetbal (Juve verliest zojuist met 4-1 van Madrid, ook dat nog).

Natuurlijk er is schoonheid. het ruisen van de zee, de verscholen, bedekte of overbouwde monumenten en andere ontroerende uitzonderingen van schoonheid en troost. En de vrouwen, die ook soms, al is de verbouwing daar in sommige gevallen ook pijnlijk mislukt. Maar de toon is er één van onverschilligheid, gebrek aan zorg , liefde en toewijding. En herrie en drukte. Veel herrie en drukte, waardoor wij – argeloze fietsers van F4F – soms worden weggedrukt, of in koeterwaals toegeschreeuwd alsof wij niet de gast, maar een buitenlandse macht zijn, die zojuist was binnengevallen. Wij, van het Goede Leven, het Goede Doel en ook nog – af en toe – een Goed Boek! Wij begonnen pas weer te ademen toen we bij Albisola Superiore plotsklaps linksaf mochten, weg van de kust. De bevrijding van de Pastorale opende zich. Pardoes kwamen we een B&B tegen, genaamd ‘Un Sogno nella valle’ (een droom in de vallei) en dat was het, dat was het écht. Een bevrijding uit de nachtmerrie van de kust. We mochten weer ademen. Er was weer stilte. En de mensen groeten ons met gepaste vrolijkheid. Er diende zich weer schoonheid en troost aan. De vrolijke landman deed zijn wandelingetje. De wielewaal zingt zijn lied, het koninginnenkruid reikt naar de zon en de lucht tintelt.

De ongeëvenaarde schoonheid van het Italiaanse land danst voor onze ogen. Ook doemen de eerste colletjes op. Tja, colletjes. Ergens in de groep ontstond, geruisloos maar zonder genade een gevoel van onbehagen. En zo waren we weer thuis.

Labels:,