Een Doping (met dank aan Ilja Leonard Pfeijffer)

Een Doping

Geef toe, lezer, als u dit woord doping leest, dan denkt u: wielrennen! Maar vandaag was er tijdens onze Grote Tocht van de Noordkaap naar Malta geen sprake van. En toch iets van doping, of eerder ‘dopen’. Hoe dat dan kwam?

La Superba
Ik moet allereerst bekennen dat ik tussendoor een weekje mijn batterij heb opgeladen – zo heet dat tegenwoordig – met mijn lief en dochter te Genua. Het was heerlijk. Jezelf schaamteloos laven aan schoonheid, verval, geuren – of beter stank – en kleuren in bizarre, of schitterende combinaties, aan mensen – vooral dat, onbeschrijflijk mooie, lelijke, fascinerende, aandoenlijke mensen – en aan de voor- en achterkant van deze grimmige, levende stad die La Superba heet. Na ons kwartier te hebben gemaakt in Palazzo Grillo slenterden we toeristiek naar de barokke praalheerlijkheid van de opgepoetste paleizen van Via Garibaldi, langs de hoeren die je in het al te smalle, donkere steegje Vico Boccanegra (zwarte mond), leunend met hun rode uitdossing tegen de gore kalkmuren aankijken, als daar al sprake van is. Ik hoorde het zoete Spaans en zag het gulle vlees uit de decollettes gulpen als het ijs van het nabije gelatería di Martina Francesconi, dat uit de coupes steekt en over de randen druipt (ga daar naartoe!), en de verleidelijk bedoelde torenhoge hakken onhandig geprikt in de schots en scheef liggende natuurstenen bestrating van deze zwoele steeg. De hitte. Die zware hitte.
Opgeladen
Via Garibaldi dus, waar als op bestelling de langharige, besnorde en in grijs gestoken schrijver Ilja Leonard Pfeijffer op een terrasje zat te lezen, terwijl het toeristenleven in al zijn perverse veelkleurigheid aan hem voorbijtrok. U begrijpt, deze in barok sneuvelende zinnen zijn bedoeld om de schrijver van de ode aan Genua, de heerlijke roman getiteld La Superba, tot leven te roepen. En waar was ik? Oh ja, opgeladen dus, niet door het rosse, maar het mediterrane. On top of that hebben we de toerist uitgehangen in Nervi, Camogli en – ook dat nog – San Fruttuoso – wie verzint die Italiaanse namen toch? En na een smartelijk afscheid op de luchthaven van Genua ben ik weer terug op de fiets, dus. Vandaag van Munchen naar Achenkirch in Oostenrijk. En helemaal opgeladen.
De Isar
Die doping, dus, of dat ‘dopen’. Onderweg gebeurde het dus (ik waarschuw u, ik ga nog even Pfeijferriaans door). Het lukte Jaap en mij zeker niet de goede cadans te vinden, in de hitte, die ’s ochtends op de Bayerischen Rundfunk werd aaangekondigd te pieken op maar liefst 38 graden. Nietsvermoedend sleepten wij ons als fietsslaven in een ijzergieterij richting de Alpen, die als onheilspellende contouren aan de horizon opdoemden. Tot Bad Tölz. Ik verafschuw meestal de anachronisctische truttigheid van dit soort Bads, opgepoetst en ingekleurd als heuse Konditoreikunst. Ook hier was het niet anders. Maar toen wij daarna onze stalen rossen over het zandpad langs de Isar, de Isar!, mochten rijden veranderde dat. Na dit Bad kwam de zegen. De prachtige blauwe stroom, omzoomd door bos en kiezelstrandjes, met af en toe heuse kiezeleilandjes in de rivier, was de betovering voorbij. Woorden schoten tekort. En woorden hadden we niet nodig. Remmen wel. Stop! Van de fietsen af. We haasten ons naar de rivier.
Arcadia
En daar kwam dus die doping, waar ik al veel te lang geleden gewag van maakte. De onderdompeling in dit water deed mij ineens het goddelijke van dopen begrijpen. De puurheid, zuiverheid, helderheid en ook frisheid van deze stroom maakte veranderde ons terstond van slaven in ridders van het ros, in prinsen van het witte paard. De nimfen langs de kant, met hun pronte, soms gulle ontblootte borsten maakten het tafereel nog rijker. Op het randje van Arcadia, waar Schlauerhoff over dichtte : ‘Langzaam kleed zij zich uit in het loover, rilt verrukt en verlangt een rover, denkt aan nimfen en aan faunen’ (waarna het niet goed afloopt, maar ook dat gebeurt). Helaas, even verderop verstoorde een oudere man, in zijn naakte trots de betovering. Hij deed mij denken aan het oude nijlpaard Max, die in de betreurenswaardige eenzaamheid van het verstoten mannetje de oevers van de rivier de Zambezi onveilig maakte voor toeristen. Maar goed, er is altijd een contrapunt in een sprookje, zo ook hier. Ik dwaal af.
En weer verder
Wij konden daarna, fris en verlost van zwarigheid verder op de fiets. En werkelijk, als verlost hebben we genoten van de Isar, de Walchen, de Achensee en al het andere schoons, dat het voorgeborgte is van de Alpen (in de betekenis van natuurlijke gelukzaligheid uiteraard). Enfin, het is u, die nog niet is afgehaakt, wel duidelijk. We zijn weer vol energie, nee opgeladen, begonnen aan het laatste deel van onze tocht. Er is weer energie voor onzinverhalen. En gedoopt was ik al.