Doorweekt en weer opgeladen

Het is half twaalf. Ik wil mijn Samsung S7 opladen, maar hij wil niet. ‘Er is vocht gedetecteerd. Als u wilt opladen moet de USB-poort droog zijn’. Zelfs mijn waterdichte S7 ontkomt niet aan overvloedig water vandaag.

We wisten het, de dinsdag zou nat kunnen worden. Het regende de hele nacht. Dus ook toen we opstapten voor een weinig imponerende etappe naar Bolzano.

Slechts twee weinig spectaculaire colletjes en met 115 km een korte etappe. Wat er daarna gebeurde tart iedere beschrijving, die ik dus hier ga tarten.
De regen daalde met vrolijke druppeltjes op ons neer. We zijn mannen van F4F, dus dat deerde ons niet.
We begonnen bijna gelijk met de klim naar Madonna di Campiglio, een schitterende naam voor een wintersportoord. De ‘de groep met elkaar omhoog’- code: rustig tempootje, zelfbeheersing. Zen-klimmen. De zen werd ruw verstoord. Drup-drup, werd gaandeweg de klim drup-drup-drup, fluks overgaand in drupperdedrupperdedrupdrup, om – over te gaan in kletterde kletter, waarna KLETTERDEKLETTERDEKLETTER. Jaap en ik versnellen, om óp te warmen’.
We zijn alleen, met heel veel druppels. De benen beginnen te tintelen, de kou dringt in je armen, benen en rug. En vooral: in je gemoed. Ondertussen doet het water wat het kan: het gaat waar het niet gaan kan. We doen onze regenjacks niet meer aan. We tellen de kilometers. En dan, ineens een ontstellend lelijk gevaarte, dat je een gebouw zou kunnen noemen. Boven, eerder dan gedacht, maar ook veel natter dan we dachten. De andere strijders van het ijzeren ros druppelen binnen. We houden een pauze, en stellen het vertrek steeds uit. Een kopje koffie, een kopje thee, een potje tafelvoetbal, een hamburgertje, alles wordt aangegrepen om niet in de alsmaar aanzwellende stortregen te stappen. Helden zijn we.

Als bij toverslag breekt de zon door. We springen op de fiets voor een fraaie afdaling richting Bolzano. Er wacht nog één bergje, niet noemenswaardig met stijgingspercentages waar we onze neus voor optrekken. 2 tot 8%, That’s it. Gevaarlijker is de weerrader.
Op een vrolijk plaatje trekt een verontrustend donkerblauwe staart over het schermpje naar het rode puntje. Dat rode puntje zijn wij. Zonder regenjackies beginnen we aan de klim. Weer een oefening in zelfbeheersing, nu met Peter the Gladiator voorop, onze eigen Koning van de Vesuvius. Dat lukt 6 km, van deze 21 km lange klim, of eigenlijk ‘klimmetje’. Dan schendt eerst Onno het bestand en daarna Jaap en ik. We moeten ‘eigen tempo’ rijden. Anders worden we te moe. Met Jaap, Onno, Noud en Cornelis wordt onze Peter in de steek gelaten. Ook André laat het koord al snel vieren. Langzaam fietsen we de donkerblauwe staart in.
Hetzelfde patroon, beginnend met drup-drup. Als alleen Onno nog aan het wiel van Jaap en mij hangt zitten we al in drupperdedrupperdedrupdrup. En als het echt KLETTERDEKLETTERT wordt dit afgewisseld met een paar KLABOEMS!!! Onweer, ook dat nog. We kijken elkaar aan. Stoppen? Onno wil wel. Wij ook. Niemand stopt. Het water dat over het asfalt stroomt zwelt aan van beekje tot rivier. Van rivier tot woest kolkende massa. Desoriënterende golven stromen onder onze wielen naar beneden. Waar anderen fietsen. Wij fietsen door. De druppels vallen steeds harder, worden kouder. Onno stopt even.
Wij door. Ik voel de kou in mijn benen, ben geheel doorweekt, maar voel me goed. Jaap ook. Wij zijn een rijdende watermolen. Als uiteindelijk het bordje Passo de Mendola verschijnt moeten we nog een klein stukje tegen de rivier op fietsen. Naar 1363 meter. Daar wachten Maurits – die paste voor het waterballet – en begeleider Paul ons op. In het café vormt zich een langzaam uitdijende plas onder onze schoenen. Even later zie ik door een dicht patroon van raamdruppels een blauwe en rode vlek naderen. Ook André en Peter zijn binnen. En dan wordt het waratje droog. De zon! We gaan afdalen, met de fiets! Nat en verkleumd zoeken wij ons een weg in een schitterende, zeer steile afdaling. We trillen en schudden van de kou en wind. We ruiken de stinkende remolie van een BMW, die zichzelf overschat. Maar we vieren de zon, de schitterende vallei van Bolzano, onze eigen remmen en het wegdek. En vervloeken de automobilisten. In Bolzano rijden Jaap en ik door een tunnel, die als föhn fungeert. Alle kou, water en strijd is vergeten.
Al juichfietsend denderen we de stad binnen alsof we haar innemen. En mijn Samsung is solidair. Doorweekt, maar nog steeds in staat tot fotograferen. Hopelijk zijn wij morgen wel weer opgeladen. Ons ontbijt: de Passo Gardena. Een klim van 32 km, met huiveringwekkende stukken.

Maar morgen is het droog. Toch?

Labels:,